OMGAAN MET DIVERSITEIT
1.2 Historische context: Koran in de geschiedenis
1.2.1 Inleiding
Binnen de islamitische intellectuele en geloofstraditie wordt de Koran een zeer belangrijke plaats toebedeeld. Meer dan een miljard moslims beschouwen de Koran als het woord van God dat geopenbaard werd aan de profeet Mohammed. Om de Koran goed te begrijpen is het belangrijk om de context en de tijdsgeest van de modale tribale Arabier of ma’ud al’rab waarin de Koran tot stand is gekomen goed te begrijpen
1.2.2 De internationale situatie
De stad Mekka was destijds op het Arabische Schiereiland omringd door twee grote wereldrijken die allebei streefden naar heerschappij over het hele Nabije Oosten. Enerzijds had je het Byzantijnse Rijk, dat christelijk was en aan de andere kant bevond zich het rijk van de Sassanieden in Perzië. Deze twee rijken stonden regelmatig op gespannen voet met elkaar. In deze vijandige context heeft de openbaring van de Koran plaatsgevonden.
Daarnaast is het belangrijk om naast de internationale context de tribale samenleving van de Arabieren voor ogen te houden. Het is bijgevolg van essentieel belang om de toenmalige Arabische beschaving goed te begrijpen om de wijsheid van Koran te kunnen achterhalen. Dit had zowel betrekking op hun culturele gewoontes, hun filosofie als de taalaffiniteit of poëzie die toen van prominent belang waren. Het is niet toevallig dat ‘Abdallāh Ibn ‘Abbās, een metgezel van de profeet, de volgende uitspraak heeft gedaan: “De poëzie is de traditie van de Arabieren, als er dus een woord voor ons in de Koran, die Allah in de taal van de Arabieren heeft geopenbaard, niet duidelijk is dan keren we terug naar hun poëzie”3 . Kortom, de internationale context en de Arabische beschaving/tijdsgeest of ma’ud al’rab, zoals de theoloog Abū Isḥāq al-Shāṭibī het uitdrukt, zijn belangrijk om de verzen en verhalen in de Koran te begrijpen.
1.2.3 Omgeving profeet Mohammed: Waar leefde hij?
Moḥammed werd geboren in het Jaar van de Olifant wat overeenkomt met het jaar 570 van de Gregoriaanse kalender. Hij werd geboren in een adellijke familie in Mekka, de Banū Hāshim. Deze stond hoog in aanzien bij de andere stammen in Mekka en omstreken. Nog voor zijn geboorte had Moḥammed zijn vader verloren en daarom kreeg hij al vanaf het prille begin de dubbele status die, voor de inwoners van Mekka, het aanzien van de afstammeling en de broosheid van een vaderloos kind vormen. In die tijd was de naam ‘Moḥammed’ volslagen onbekend op het Arabisch schiereiland. Zijn moeder had de naam ontvangen via een visioen tijdens haar zwangerschap en werd tegelijkertijd ook de geboorte van de ‘heer van dit volk’ aangekondigd. Tijdens de geboorte moest zij zeggen: “Ik plaats hem onder de bescherming van de Enige tegen de valsheid van alle afgunstige”. De Quraish hadden een speciale relatie met de nomadische levensstijl van de Arabische bedoeïenen. Ze vertrouwden hun jongens toe aan de zorg van bedoeïnse pleegfamilies. Ze geloofden dat de bedoeïenen een vrijere, gezondere en nobelere levensstijl hadden dan degenen die in de stad woonden. Om een succesvol leven te hebben in de woestijn was bovendien een hoog niveau van solidariteit nodig wat zich vertaalde in het waarderen van de persoonlijkheid van elk individu.
1.2.4 Het godsdienstig leven in het Arabisch schiereiland
Het Arabisch schiereiland kende verschillende religies. Er waren de Arabieren die de religie van Ibrahim volgden en die dus geloofden in één God. Daarnaast waren er ook joden en christenen. Het merendeel van de Arabieren vereerde echter standbeelden. Elke stam had één of meerdere standbeelden die zij als hun Goden beschouwden. Aangezien Mekka een groot religieus centrum was en daar eveneens de Ka’ba aanwezig was, bevonden zich daar de meeste standbeelden. Dit zorgde ervoor dat de stad een populaire trekpleister was zowel voor gelovigen als voor handelaars. Abū Sufyān, één van de grootste aanbidders van deze standbeelden uit deze periode zei: “Onze goden zijn zowel religie als handel.”
Op economisch vlak was dit in het nadeel van het zuidelijk gedeelte van het Arabisch schiereiland, omdat zij hierdoor minder mensen aantrokken waardoor veel zuidelijke Arabieren naar het noorden trokken. Om dit te vermijden werd er een tweede Ka’ba in het zuiden gebouwd. Aan het begin van de openbaring waren er volgens de islamitische overlevering meer dan 360 afgoden, afbeeldingen of standbeelden aanwezig in de Ka’ba. De aanbidders van deze afgoden werden als heidenen beschouwd.
1.2.5 Oefeningen
Oefening 1: Invuloefening (Context)
Opdracht: Beantwoord de volgende vragen
1. Wat is het verschil tussen monotheïsme en polytheïsme?
2. Mekkanen waren economisch afhankelijk van hun goden? Beantwoord met juist of fout?
3. Waarom vertrouwden de Quraish hun kinderen toe aan de bedoeïenen pleegfamilies?
4. Door welke rijken werd het Arabische schiereiland omringd?
5. Wat waren de belangrijkste religies die aanwezig waren op het Arabische schiereiland?
6. Op welke manier probeerden ze in het zuiden van het Arabische schiereiland te verhinderen dat mensen zouden?
7. Welke twee redenen waren onder andere de oorzaken van de oorlogen tussen de stammen?
Oefening 2: Leven Van De Profeet
Opdracht: Zet de juiste letter bij het bijhorende cijfer
1. De clan of familie van de profeet Moḥammed
2. De tribale Arabier oftewel de ma’ud al’rab
3. Geboortejaar van profeet Mohammed
4. Geloofsovertuiging van het Byzantijnse rijk
5. Een culturele traditie van de Arabieren
6. Geboortestad van profeet Mohammed
1.3 Interpretatie Koran
1.3.1 Inleiding
“O, jullie die geloven! Neem niet de Joden en de Christenen als bondgenoten, zij zijn bondgenoten van elkaar. En als één van jullie hen als “bondgenoot neemt, dan behoort hij zeker tot hen. Waarlijk, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet’’ .
Belangrijk is om de verzen in de Koran in hun bestaanscontext te begrijpen. Zoals eerder toegelicht is de maatschappij waarin de Koran tot stand is gekomen een overlevingsmaatschappij. Daarnaast is het ook van essentieel belang om bij het lezen van de Koran zowel de structuur van de Koran als de reden van openbaring in jouw achterhoofd te houden
1.3.2 Principes van de interpretaties
1. De maatschappij
Het bestuderen van zowel de politieke, als de sociale context waarin de Koran is geopenbaard is een grondvoorwaarde om de Koran te begrijpen 5 . De Arabische maatschappij destijds was een tribale samenleving waarin verschillende stammen in voortdurende oorlog waren
2. Structuur van de Koran
De exegeten verdelen de Koran in twee delen: de Mekkaanse verzen en de Medinese verzen.
a. Mekkaanse verzen zijn verzen die voor de immigratie van de profeet van Mekka naar Medina zijn geopenbaard. De Mekkaanse periode was vooral bekend voor het leggen van de grondslagen van de islam onder meer attawḥīd (monotheïsme). Er wordt ook een sterke nadruk gelegd op de universele waarden en normen zoals rechtvaardigheid, eerlijkheid, gelijkheid. Daarom vindt men geen gedetailleerde uitleg in deze verzen met betrekking tot islamitische regelgevingen.
b. Medinese verzen zijn in tegenstelling tot de Mekkaanse verzen gedetailleerder van aard omdat Medina een andere context heeft dan Mekka.
Belangrijke voorwaarde: Medinese verzen moeten in het licht van Mekkaanse
verzen worden begrepen!
3. De reden van openbaring of sabāb an-nuzūl
Asbāb an-nuzūl (mv.) betekent de oorzaken of redenen waarom een vers werd eopenbaard. Dit heeft betrekking op gebeurtenissen die zich voordeden in de tijd van de profeet waarop de Koran met een antwoord reageerde.
1.3.3 De toepassing van de interpretatieprincipes
Laten we nu deze drie aspecten op het volgende vers toepassen: “O, jullie die geloven! Neem niet de joden en de christenen als bondgenoten, zij zijn bondgenoten van elkaar. En als één van jullie hen als “bondgenoot neemt, dan behoort hij zeker tot hen. Waarlijk, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet”
1. De Arabische maatschappij
Dit vers is in Medina geopenbaard.
De maatschappij in Medina verschilt
sterk met die van Mekka. Mekka
was een handelsstad en Medina
was een rurale maatschappij.
Medina bestond uit een reeks
gehuchten die elk bewoond werden
door verschillende etnische groep.
Deze stad was omgeven door vulkanische rotsen die niet vruchtbaar waren.
De meeste inwoners waren landbouwers die hun levensvoorziening haalden
uit dadels, palmboomgaarden en akkerbouw. Zij waren dus niet volledig
afhankelijk van handel zoals de mensen van Mekka en waren meer vijandig
tegenover andere etnische groepen. Ze voelden zich ook minderwaardig
tegenover de joodse stammen in de oases die bekend stonden pioniers te
zijn op vlak van landbouwontwikkeling.
De Aws en Khazraj zijn twee stammen die een belangrijke rol hebben
gespeeld bij de aankomst van de profeet Moḥammed in Medina. Zij konden
zich in Medina vestigen, vooral op landen die nog niet vruchtbaar waren. Ze
stonden onder de bescherming van de joodse stammen. Ze hadden dus een
ondergeschikte positie.
De drie grootste joodse stammen in Medina waren de Qaynuqa’, de Qurayẓah
en de an-Naḍīr. De joodse stammen vormden aparte bondgenootschappen
met de Arabische groepen en waren vaak in oorlog met elkaar. Daarnaast
zorgde het constante gevecht tussen de Aws en Khazraj voor spanning in
de stad.
2. Structuur van de Koran
Gelet op wat we in eerder hebben toegelicht bij punt 1 (Arabische maatschappij) is het vers 51 in soerah al-Mā’idah een Medinees vers. Medinese verzen zijn zoals eerder uitgelegd meer gedetailleerd van aard en context gebonden. Met andere woorden, dit vers mag niet buiten de context begrepen worden en moet in het licht van Mekkaanse verzen worden geplaatst, die de nadruk op rechtervaardigheid leggen.
3. De reden van openbaring of Asbāb an-nuzūl
At-Ṭabarī, een hoogstaande Koranexegeet, is van mening dat dit vers een
antwoord biedt op een oorlogssituatie waarin enkele moslims, joden en
christenen als bondgenoten namen. At-Ṭabarī zegt hierover het volgende:
“Het juiste standpunt is dat Allah de moslims verbiedt om joden en christenen
als bondgenoten te nemen tegen de mensen van het geloof in Allah en zijn
boodschapper”
Joodse stammen in Medina hadden het verdrag met de profeet verbroken
om de stad Medina te verdedigen van Mekkaanse aanvallen. Dit zorgde
ervoor dat joodse stammen op gespannen voet stonden met de moslims
van Medina. Vervolgens waren er enkele moslims die toevlucht zochten tot
joodse stammen omdat ze vreesden dat moslims een nederlaag zouden
lijden. Ze namen het zekere voor het onzekere. Dit werd door de Koran
verboden omdat zulke overlopers de islamitische gemeenschap, die al zwak
was, nog feller verzwakten. In die tijd hadden de gemeenschappen op het
Arabisch schiereiland weinig kans om te overleven.
De Arabische maatschappij, die een tribale samenleving was, geen genade
voor de zwakken waardoor een bondgenootschap met een oorlogsvijand
sluiten een ondergang kon betekenen voor de moslimgemeenschap die
in haar beginfase zat. Als tweede is dit vers een Medinees vers en alle
Medineze verzen zijn context gebonden en mogen niet in strijd zijn met
Mekkaanse verzen. Met andere woorden hebben Medineze verzen geen
universeel karakter.
Ten derde kent het vers een reden van openbaring (sabāb an-nuzūl),
namelijk dat enkele moslims toevlucht zochten bij joodse stammen die op
gespannen voeten stonden met de moslimgemeenschap na het verbreken
van een verdrag. Tenslotte is het belangrijk om andere passages in de Koran
naast dit vers te plaatsen. Op die manier heeft de lezer een algemeen beeld.
1.3.4 OEFENINGEN
Oefening 1: Klasgesprek
Opdracht: Voer een klasgesprek met de leerlingen en stel de volgende
vragen. De leerlingen gaan hierdoor nadenken over hun begrip van de
Koran.
Richtvragen:
• Aan wie vragen jullie uitleg wanneer jullie iets niet begrijpen uit de Koran?
• Is het mogelijk om de Koran op meerdere manieren te begrijpen?
• Denken jullie dat het mogelijk is om zelf op zoek te gaan naar het
antwoord op jullie vragen over de Koran?
Oefening 2: Schema
Opdracht: Vul klassikaal het schema in over de principes van de interpretatie van de Koran.
Principes van de interpretatie van de Koran
1.4 Functie’s van de profeet Mohammed
1.4.1 Inleiding
Mohammed is een belangrijke persoon en een voorbeeld voor alle moslims. Hij is naast de Koran de bron van moraal. Het is echter heel belangrijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende functies van Moḥammed. Met andere woorden: de profeet Moḥammed heeft in verschillende hoedanigheden opgetreden. Soms trad hij op als boodschapper/profeet of als leider of als moefti of als rechter.
1.4.2 Hoedanigheid van een boodschapper
Deze verschillende functies van de profeet hebben elk een aparte invloed op
de moraal van de islam, want sommige functies zijn van toepassing op de
moraal mits ze aan enkele voorwaarden voldoen.
De hoedanigheid van de profeet als boodschapper is de meest voorkomende
functie. Dit betekent dat de boodschap van deze functie universeel is.
Bijvoorbeeld Moḥammed die het monotheïsme (tawḥĪd) verkondigd. Deze
verkondiging is universeel en is van toepassing op alle moslims.
1.4.3 De hoedanigheid van een leider
De hoedanigheid van de profeet als leider kende een belangrijke voorwaarde, met name dat de acties die hij uitvoerde enkel betrekking hadden op leiders of overheden. Deze functie was dus een politieke functie en was bijgevolg enkel van toepassing op politieke leiders en dus niet voor iedereen weggelegd.
1.4.4 De hoedanigheid van een moefti
Moefti is een geestelijke religieuze leider die de bevoegdheid heeft om religieuze adviezen te geven met betrekking tot bepaalde fenomenen. Zijn religieus advies wordt in het Arabisch “fatwa” genoemd. Een fatwa is altijd context gebonden en mag geenszins toegepast worden in andere contexten zonder dat de gewoontes en tradities in acht worden genomen. De profeet vaardigde zelf ook fatwa’s uit en die dienen eveneens in hun context begrepen worden.
1.4.5 De hoedanigheid van een rechter
De hoedanigheid van de profeet als rechter kent eveneens een belangrijke
voorwaarde met name dat de acties die hij uitvoerde enkel betrekking had
op rechters. Deze functie is dus een rechterlijke functie en is enkel van
toepassing op rechters en dus ook niet voor iedereen weggelegd.
De profeet heeft in zijn tijd eveneens als rechter opgetreden en zijn vonnissen
dienen vervolgens in hun context begrepen worden.
Samenvattend: Het is dus zeer
belangrijk wanneer men de islam
bestudeerd om een onderscheid
te maken tussen die verschillende
hoedanigheden. Helaas merken
we vooral bij jongeren dat die
verschillende hoedanigheden door
elkaar worden gehaald, met vaak
drastische gevolgen.
1.4.6 Toepassing van de hoedanigheden op vers 51 soerah AlMā’idah
Indien we terugkeren naar vers 51 van soerah Al-Mā’idah, dan kunnen we
afleiden dat in de context van wat eerder werd behandeld bij de principes
van de interpretatie, de profeet in de hoedanigheid van een rechter en leider
heeft opgetreden. Deze materie is met andere woorden een bevoegdheid
van leiders of theologen en niet de taak van een leek.
De moslims leefden, zoals eerder aangehaald, op gespannen voet met
joodse stammen omwille van een contractbreuk en dus niet omwille van
religieuze motieven (zie Verdrag van Medina). Om die reden heeft de Koran
en de profeet toen verboden om joden als bondgenoten te nemen.
1.4.7 Oefening
Oefening 1: Vul in welke soort leiderschap van toepassing is bij de Hadith
Militaire leider – religieuze leider – moefti – rechter
ḤADĪTH
Soort Leiderschap
Khabab Ibn Mundhir was de dag van Badr kritisch ten opzichte van de militaire strategie van de profeet. Toen hij begreep dat de strategie een mening van de profeet was en niet Goddelijk geïnspireerd was, stelde hij de profeet een andere aanpak voor. De profeet opteerde voor het voorstel van Khabab omdat het volgens hem beter was. Dat was de filosofie van de profeet, hij raadpleegde de metgezellen en achtte veel belang aan hun meningen. De metgezellen op hun beurt waren in staat om een onderscheid te maken tussen de menselijke bijdrage (profaan) en het Goddelijke.
Ḥadīth van de vijf pijlers: Je zult mensen van het boek tegenkomen, onderricht hen eerst de tawḥīd. Indien ze dit concept hebben begrepen/aanvaard vertel hen vervolgens dat Allah vijf gebeden per dag heeft voorgeschreven. Indien ze dit concept hebben begrepen/aanvaard vertel hun dat Allah zakaat heeft voorgeschreven en dit betekent concreet dat een deel van hun rijkdom aan de armen wordt afgestaan....
“Een persoon van de Ansar (oorspronkelijke inwoner van Medina) vroeg raad bij de profeet Moḥammed in verband met een meningsverschil met Zubayr (een migrant vanuit Mekka) over de bevruchting van grond. De profeet vroeg aan Zubayr om de helft van zijn grond te bevruchten -hoewel hij recht heeft op meer- en dan het water naar de grond van de Ansari laten doorstromen. De Ansari werd kwaad en zei aan de profeet: "is het omdat hij een familielid is van jou." De profeet werd eveneens kwaad en zei aan Zubayr: "Bevruch
Hadith van Hind bint ‘Utba en haar man Abū Sufyān: “Hind zei aan de profeet: Abū Sufyān is een gierige persoon hij geeft mij en mijn kinderen niet genoeg onderhoudsgeld, behalve wat ik zonder zijn medeweten neem. De profeet antwoordde: “Neem van zijn geld wat genoeg is om jou kosten en die van jouw kinderen te dekken.
1.5 Woordenlijst
Ma’ud al’rab:
TDit is een term die de grote theoloog Abū Isḥāq al-Shāṭibī gebruikt om de tijdsgeest
van Arabieren in de tijd van de openbaring te benadrukken. Hiermee bedoelt hij dat de kennis van
gewoontes en manier van leven van Arabieren belangrijk is om de Koran te begrijpen.
Hadith:
Al wat aan de profeet Mohammed vzmh wordt toegeschreven van zowel woorden, daden, stilzwijgende goedkeuringen, uiterlijke kenmerken en innerlijke kenmerken.
Mekkaanse verzen:
zijn verzen die voor de immigratie van de profeet van Mekka naar Medi1&na zijn geopenbaard.
Medinese verzen:
zijn in tegenstelling tot de Mekkaanse verzen zijn Medinese verzen gedetailleerder van aard omdat Medina een andere context heeft dan Mekka.
De reden van openbaring of sabāb an-nuzūl:
Asbāb an-nuzūl (mv.) betekent de oorzaken waarom een vers werd geopenbaard. Dit heeft betrekking op gebeurtenissen die zich voordeden in de tijd van de profeet waarop de Koran met een antwoord reageerde.
Bibliografie
Abd Arrahmane Assouyouti, J., Alitqaan fi ‘lum Alquraan, Medina, Majma’ Malik Fahd, 2002.
Attahar Ibn Asshour, M., Maqasid Assharia Al-Islamiya, Amman, Dar Annafa-is, 2002.
Ibn Ala Idris Al-Qarafi, A., Alihkam FI Attamyiz ‘An Alihkam Wa Tassarufaat Al-Qadi Wa Al-Imam,
Aleppo, Maktab Amatbu’aat Al-Islamiya, 1987.
Ibn Ala Idris Al-Qarafi, A., Alfuruq, Beiroet, Al-lam Alkitab, zonder datum, volume 1.
Ibn Ibrahim Asshatibi, I., Almuwafaqat Fi Usul Ashari’a, Beiroet, Dar Al-Koutboub Al’lmiya, 2005.
Ibn Idris Asshafi’i, M., Arrisala, Beiroet, Dar Al-Marefah, 2004, volume 1.
Ibn Ja’far Ibn Yazid Attabari, M., Jami’ Albayan ‘An Tawil Ayi Alquran, Beiroet, Dar Arrisala, 1994,
volume 4.
Polarisatie, Polarisatie uitgelegd; https://wij-zij.be/polarisatie-uitgelegd/ (toegang 03.04.2020).
UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS: VEREENVOUDIGDE VERSIE. (z.d.).
Geraadpleegd op 3 april 2020, van https://www.amnesty-international.be/subthema/universeleverklaring-
van-de-rechten-van-de-mens-eenvoudige-versie/841