6.2 Vrijheid van meningsuiting

6.2.1 Inleiding

De vrijheid van meningsuiting betekent dat elk individu het recht heeft om uiting te geven aan zijn overtuiging zowel qua geloof, filosofisch, politiek, alsook persoonlijk.

De meningsuiting kan op verschillende manieren gebeuren zowel door middel van woord, geschrift als handelingen:
a) Woord: zoals via onderwijs of media
b) Geschrift: Pers of petitie
c) Handelingen: Erediensten, vergaderingen en verenigingen

Deze vrijheden worden uitdrukkelijk beschermd door democratische rechtstaten bijvoorbeeld in artikel 19 van de Belgische Grondwet alsook in artikel 9 en 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit betekent concreet dat ieder individu zonder angst om vervolgd te worden uiting kan geven aan zijn overtuiging.

Ieder individu heeft daarom het recht om zijn overtuiging te praktiseren. Een moslim kan bijvoorbeeld zijn geloof in woord, geschrift en handelingen vrij praktiseren. Hij kan scholen stichten, een weekblad publiceren en moskeeën bouwen. In België komt de gemeenschap in aanmerking voor erkenning, mits ze aan bepaalde voorwaarden voldoet, en kan ze dus worden gesubsidieerd.

Vrijheid van woord en geschrift betekent ook dat iedereen vrij is om te zeggen en te schrijven wat hij wil zonder angst voor vervolging daarom is censuur uit den boze. Vooral in kringen van de pers en cartoonisten is “zelfcensuur” onaanvaardbaar.

De vrijheid van pers betekent inderdaad dat journalisten niet binnen de perken worden gehouden. Het gevaar is dat belangrijke informatie voor de burger wordt achtergehouden.

De vraag die dit onderwerp bijgevolg ongetwijfeld met zich meebrengt is: “Is de vrijheid van meningsuiting absoluut?” Dit zullen we in het volgende subhoofdstuk uitvoerig bespreken.

6.2.2 Is de vrijheid van meningsuiting absoluut?

In het verleden hebben mensen op verschillende plaatsen en tijdstippen gestreden om het recht op vrije meningsuiting op te eisen. Dit recht werd vervolgens in regels en wetten gegoten die de vrijheid van meningsuiting waarborgen.

Toch kan men niet zomaar altijd alles naar believen zeggen of schrijven. Aanzetten tot racisme, vreemdelingenhaat, eerrovende, lasterlijke of beledigende uitingen, haat en/of geweld zijn strafbaar.

De vraag is of het beledigen van de profeet Mohammed (vzmh) onder de vrijheid van meningsuiting valt. Of moet dit ook strafbaar zijn?

De vrijheid van meningsuiting is zoals eerder aangehaald een gemeen goed. Daarom kunnen minderheden openlijk en in alle vrijheid hun overtuiging praktiseren. Als de meerderheid zelf kan bepalen aan wie al dan niet vrijheden worden toegekend dan is dit een ondermijning van de vrije democratische samenleving.

Door middel van wetgeving probeerde men de maatschappij zodanig te organiseren dat de zwakkeren beschermd zouden worden tegen (het machtsmisbruik van) de sterken.

De Franse predikant en activist Henri Lacordaire zegt hierover: “Tussen de sterken en de zwakken, tussen de rijken en de armen, tussen de meester en de dienaar, is het de vrijheid die onderdrukt en de wet die vrijmaakt”.

Het spotten met de profeet Mohammed (vzmh) is ongetwijfeld kwetsend voor moslims. Indien moslims echter eisen dat dit bij wet moet verboden worden omdat dit kwetsend overkomt, dan moeten ze daar consequent in zijn. Stel dat een burger eist om de Koran bij wet te verbieden omdat er passages in staan die beledigend zijn of omdat ze volgens hem/haar aanzetten tot geweld. Stel u voor dat telkens wanneer iemand zich beledigd voelt door uitspraken, prenten,… van zijn medeburger, hij hem kan dagvaarden. Dan belanden we in een straat zonder einde die leidt tot absurditeiten.

Maar diezelfde vrijheid van meningsuiting brengt met zich mee dat moslims diezelfde spotprenten moreel kan afkeuren en het recht heeft zich beledigd te voelen. De burgers hebben recht op vrijheid. Maar wie van dat recht gebruikt maakt, mag zich ook voorbereiden op een geweldloos wederwoord. Anders gesteld mag je zaken afkeuren die juridisch wel zijn toegelaten in het kader van de vrijheid van meningsuiting.

Deze vrijheid zit verankerd in de wetten van democratische rechtsstaten alsook in het Europees verdrag van de Rechten van de Mens en hebben de basis gelegd voor vrede in die in de loop der tijd bevochten is.

6.2.3 Oefeningen

Oefening 1: Vul het kruiswoordraadsel in

Horizontaal

1. De opvatting dat een menselijk ras beter is dan een ander
4. Hiermee beschermt de maatschappij de zwakkeren tegen de rijken
7. Het is ... om aan te zetten tot racisme, vreemdelingenhaat en beledigingen
8. Naast woord en geschrift kan je op deze manier je mening uiten
9. Controle op verboden zaken in publicaties of films en die weglaten
10. Vrijheid van meningsuiting is vastgelegd in de Belgische ...

Verticaal

2. Dit kan een gemeenschap van de overheid ontvangen wanneer het voldoet aan bepaalde voorwaarden
3. Een soort bestuur over een land waarbij de inwoners veel inspraak hebben
5. Het heilig boek van de moslims
6. Een ander woord voor religieuze ceremonie

Oefening 2: Beantwoord de volgende vragen.

1. Hoe wordt de vrijheid van meningsuiting gedefinieerd in de Belgische Grondwet?

2. Op welke manier kan een gelovige zijn recht op een eigen overtuiging praktiseren?

3. Heeft het recht op vrije meningsuiting altijd bestaan?

4. Wat is het belangrijkste doel van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens?

5. Kan een moslim bij wet eisen dat de profeet Mohammed (vzmh) niet mag worden beledigd?

6.3 Wie is De Profeet Mohammed vzmh?

6.3.1 Geboorte van profeet Mohammed vzmh

Mohammed werd geboren in het Jaar van de Olifant wat overeenkomt met het jaar 570 van de gregoriaanse kalender. Hij werd geboren in een adellijke familie in Mekka, de clan Banu Hashim. Deze stond hoog in aanzien bij de andere stammen in Mekka en omstreken. Nog voor zijn geboorte had Mohammed zijn vader al verloren en daarom kreeg hij van meet af aan de dubbele status die, voor de inwoners van Mekka, het aanzien van de afstammeling en de broosheid van een vaderloos kind vormen. In die tijd was de naam ‘Mohammed’ volslagen onbekend op het Arabisch schiereiland. Zijn moeder had deze naam binnengekregen via een visioen tijdens haar zwangerschap. Daarin werd ook de geboorte van de ‘heer van dit volk’ aangekondigd. Tijdens de geboorte werd zij opgedragen om te zeggen: “Ik plaats hem onder de bescherming van de Enige tegen de valsheid van alle afgunstigen”. De Quraish, de stam waar ook de Banu Hashim deel van uitmaakten, hadden een speciale relatie met de nomadische levensstijl van de Arabische bedoeïenen. Ze vertrouwden hun jongens toe aan de zorg van bedoeïen pleegfamilies. Ze geloofden dat de bedoeïenen een vrijere, gezondere en nobelere levensstijl hadden dan zij die in de stad woonden. Om een succesvol leven te hebben in de woestijn is een hoog niveau van solidariteit nodig en bijgevolg ook een groot niveau van respect voor de persoonlijkheid en appreciatie van de menselijke waarde.

Halimah bint Abi Dhu’ayb en haar man Harith ibn ‘Abd al’Uzzah van de Hawazin stam kwamen naar Mekka op zoek naar een zuigeling om mee te nemen naar de woestijn. Zij waren de armsten van hun clan en konden geen enkele familie van de Quraish overtuigen om hen de zorg van hun kind toe te vertrouwen. Aminah, de moeder van Mohammed, zat ook in een wanhopige situatie en kon geen bedoeïen pleeggezin vinden om te zorgen voor Mohammed omdat hij vaderloos was. Halimah besefte dat een jonge weduwe zoals Aminah zich haar diensten niet kon veroorloven. Toch ging ze ermee akkoord om Mohammed mee te nemen omdat ze niet met lege handen wou terugkeren naar haar volk. Ook al zou het haar geen materiële winst opleveren, dacht Halimah dat hun gulheid hen misschien andere zegeningen kon opleveren. Haar beslissing bracht inderdaad goede veranderingen in hun leven omdat de aanwezigheid van Mohammed heel wat zegeningen in hun huishouden bracht. Halimah en Harith brachten Mohammed groot als hun eigen zoon en kwamen regelmatig terug naar Mekka om aan Aminah zijn progressie te tonen.

Op een dag kwam Halimah terug naar Mekka om aan Aminah te vertellen over een incident dat Mohammed had meegemaakt. De zoon van Halimah had het incident gezien en kwam het haar vertellen. Twee mannen in witte kledij kwamen naar Mohammed toe met een gouden bak vol sneeuw. Ze namen hem vast en openden zijn lichaam, namen zijn hart eruit en maakten het open. Ze haalden er een zwarte klonter uit die ze weggooiden. Daarna wasten ze zijn hart en lichaam met sneeuw tot ze hem rein maakten. Verontrust door deze gebeurtenis brachten ze Mohammed terug naar zijn moeder. Aminah was niet verbaasd door dit incident en vertelde hen dat ze zelf getuige was geweest van tekenen die erop wezen dat haar kind een bijzonder lot werd bereid.

6.3.2 De jeugdjaren van de Profeet vzmh

Het feit dat Mohammed zowel wees als arm was, zorgde ervoor dat hij de kwetsbaarheid en nederigheid aan de lijve ondervond toen hij nog heel klein was. Als hij zijn moeder daarna nog eens verliest, brengt dit hem bijna rechtstreeks onder de hoede God maar tegelijkertijd ook heel dicht bij mensen die helemaal niets meer hebben op deze aarde. De Koran herinnert hem eraan dat hij dit zijn leven lang niet mag vergeten en vooral tijdens zijn profetische opdracht niet. Je verleden is een leerschool waaruit je praktische en concrete kennis kunt opdoen. Ook de tijd die hij bij de nomaden in de woestijn doorbracht, heeft hem bepaalde ervaringen meegegeven die zijn leven later zullen leiden. De eerste levensjaren van de Profeet vormen de voedingsbodem voor een heel bijzondere relatie met de natuur die gedurende zijn hele opdracht een constante rol zal spelen. De Profeet had dan ook al vanaf jonge leeftijd een belangrijke relatie met de natuur. Dicht bij de natuur leven, het observeren, begrijpen en respecteren van de natuur is noodzakelijk voor een diep geloof. Het universum zit vol tekenen die herinneren aan de aanwezigheid van de Schepper en de woestijn opent de menselijke geest voor observatie, meditatie en initiatie. De eerste levensjaren zijn zonder twijfel jaren van voorbereiding geweest waarin zijn blik werd gericht op de tekenen van het universum.

6.3.4.Oefeningen

Oefening 3: Verbind de juiste kolommen met elkaar. Schrijf het antwoord onderaan op.

1. Jaar waarin de Profeet werd geboren.

A. 6 jaar

2. Clan waarvan de Profeet afkomstig was

B. Abu Talib

3. Zoogmoeder van de Profeet

C. Banu Hashim

4. Hoe oud was de Profeet toen zijn moeder stierf

D. Zijn hart

5. Deze persoon ontfermde zich over de Profeet nadat zijn grootvader stierf

E. Halimah bint Abi Dhu’ayb

6. Welk lichaamsdeel van de Profeet werd er gewassen door engelen toen hij slechts 4 jaar oud was

F. Yathrib

7. De oude benaming van de stad Medina

G. Zijn moeder Aminah

8. Wie heeft de Profeet de naam Mohammed gegeven?

H. Jaar van de Olifant (570 na Christus)

1

2

3

4

5

6

7

8

Oefening 4: Beantwoord de volgende vragen.

1. Wat was het wijsheid achter het feit dat de Profeet op jonge leeftijd heeft ervaren hoe het is om een arme wees te zijn?

2. Waarom werden pasgeboren kinderen op het platteland opgevoed?

3. Welke rol heeft de natuur gespeeld in de voorbereiding van de taak van de Profeet als boodschapper?

4. Wat was de wijsheid achter het verhaal waarbij het hart van de Profeet werd gereinigd?

5. Welke invloed heeft de Profeet gehad op het huishouden van Halimah?

6.4 Beproevingen, vernedering en bespotting van de Profeet

6.4.1 Openbaring en weerstand

Toen de profeet Mohammed de openbaring ontving en die publiekelijk ging verkondigen botste hij op weerstand van stamhoofden van Mekka. Ze raakten iedere dag meer doordrongen van het gevaar dat op de loer lag: het was volgens hen een opstand tegen hun goden en hun gewoontes. Dit kon hun macht op termijn in gevaar brengen.

De stamhoofden probeerden eerst Mohammed te overtuigen om de verkondiging van zijn boodschap te stoppen. Daarvoor stuurden ze zijn oom Abu Talib maar dat bracht niets op en de Profeet bleef volhouden en zei: “O mijn oom, ik zweer bij God dat ik, al zouden ze de zon in mijn rechterhand stoppen en de maan in mijn linkerhand om mij van deze zaak af te brengen, mij niet van deze zaak laat afbrengen voordat Hij (Allah) haar tot een goed einde heeft gebracht of ik sterf!”

Omdat de Profeet bleef volharden begonnen zijn tegenstanders een lastercampagne tegen hem waarbij de vijandigheden tegen hem losbraken: de Profeet (vzmh) werd beledigd en werd voor een tovenaar en krankzinnige uitgemaakt. Abu Lahab liet zijn twee zonen die met de dochters van de Profeet waren getrouwd, scheiden van hen. En de vrouw van Abu Lahab strooide haar vuilnisbakken uit als de Profeet langsliep. Ze vertelde dat Mohammed door de duivel was bezeten en dat hij gezinnen uit elkaar haalt en dat hij chaos en losbandigheid propageerde. In geen enkel van deze gevallen beantwoordde de Profeet (vzmh) deze insinuaties met geweld.

Wanneer mensen buiten Mekka naar Mekka kwamen om naar Mohammeds boodschap te luisteren werden ze gewaarschuwd tegen de zogezegde wandaden van de Profeet. De Profeet kreeg ook te maken met vernederingen en bespottingen, maar de Profeet (vzmh) gebruikte nooit geweld als antwoord.

De druk werd steeds groter en de tegenstand manifesteerde zich steeds meer en steeds gewelddadiger: de stamhoofden hadden het vooral op de zwakkere moslims gemunt. Zo werd Bilal, die toen slaaf was, door zijn meester gemarteld. Later kocht Abu Bakr hem en gaf hem direct zijn vrijheid terug.

Op een dag werd de Profeet door Abu Djahl zodanig hard vernederd dat zelfs de niet-moslims van mening waren dat hij de grenzen van fatsoen had overtreden. De situatie werd steeds moeilijker voor de moslims en vooral voor de meest kwetsbare onder hen maar de Profeet bleef standvastig en hij beantwoordde iedere aanval met wijsheid en niet met geweld.

6.4.2 De vernedering van de Profeet in Ta’if

De vernederingen en vervolgingen werden steeds erger en erger. Daarom besloot de Profeet om naar de stad Ta’if te gaan in de hoop dat de leiders van de stad gehoor aan zijn boodschap zouden geven en hem tegen zijn vijanden zouden willen beschermen.

Hij werd niet naar zijn wens ontvangen en de leiders dreven de spot met hem. Ze weigerden niet alleen om op zijn verzoek in te gaan maar zetten ook de bevolking tegen hem op. Bij zijn vertrek regende het beledigingen en gooiden kinderen met stenen naar hem met bloedige verwondingen als gevolg.

Hij was er niet in geslaagd om steun te vinden bij zijn medemensen en zocht toevlucht tot een boomgaard om van zijn belagers af te komen. Daar wendde hij zich tot Allah en bad tot hem: “O God, bij jou alleen beklaag ik me over mijn zwakheid, mijn onmacht en mijn onbeduidendheid ten opzichte van de mensen. O meest Barmhartige onder de Barmhartigen, Jij bent de Heer van de zwakkeren en Jij bent mijn Heer. Aan wiens handen vertrouw Je mij toe? Aan een of andere verre vreemdeling die me slecht zal behandelen? Of aan een vijand aan wie Jij macht hebt gegeven over mij? Zolang Jij niet boos op mij bent, ken ik geen vrees. Jouw genadige steun zou voor mij echter wel een bredere weg openen en een weidsere horizon! Ik neem mijn toevlucht tot het Licht van Jouw gelaat, waarmee alle duisternis wordt verlicht en de dingen in deze wereld en die andere worden rechtgezet, opdat Jij Je toorn niet op mij doet neerdalen en ik niet word geraakt door Jouw gramschap. Toch behoort aan Jou het recht toe om te berispen, zolang Jij niet tevreden bent. Er is geen kracht buiten Jou.”

Op het moment dat er geen uitweg meer leek te zijn, wendde hij zich tot God om zich spiritueel te herbronnen en mentaal te versterken.

Al bij al hebben we gemerkt dat de profeet Mohammed (vzmh) in geen enkel geval toevlucht zocht naar geweld. Hij werd bespot, vernederd, beledigd en zelfs fysiek aangevallen. De Profeet (vzmh) verzette zich steeds tegen deze beledigingen en bespottingen met wijsheid.

Oefeing 5: Inzichtsvragen. Beantwoord de onderstaande vragen.

1. Geef vijf voorbeelden van hoe de Quraish de Profeet hebben bestreden.

2. Wat was de reden dat de Profeet naar Ta’if ging?_

3. Welke lessen kun je trekken uit de smeekbede die de Profeet heeft gedaan nadat hij uit Ta’if werd verdreven?

4a. Hoe zou jij reageren als jij hetzelfde zou hebben meegemaakt als de Profeet (zowel in Ta’if als in Mekka)?

4b. Wat kun je leren uit de manier waarop de Profeet reageerde op de verschillende confrontaties?

Woordenlijst

De vrijheid van meningsuiting:
Betekent dat elk individu het recht heeft om uiting te geven aan zijn overtuiging zowel qua geloof, filosofisch, politiek, alsook persoonlijk.

Zelfcensuur:
is een versie van censuur waarbij media of individuen zichzelf publicatiebeperkingen opleggen. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan om gevoelens van hun publiek te ontzien of om problemen met de overheid te voorkomen.

Ratio:
Menselijk vermogen om te denken en begrijpen.

Nomaden:
herdersvolk, rondtrekkend volk.

Lastercampagne:
een actie om iemand een slechte reputatie te geven.

Losbandig:
buitensporig of zedeloos.

Bibliografie

BAUMAN, M., Vloeibare tijden, Leven in een eeuw van onzekerheid, Zoetermeer, Uitgeverij Klement, 2011.
CLOOTS, A., Fundamentele wijsbegeerte, Leuven, Acco, 2013.
https://koran.nl/soera-6-al-an-am-het-vee/ (geraadpleegd op 07.02.2021).
https://www.demorgen.be/nieuws/buitenlandse-troepen-steken-koran-in-brand-inafghanistan~ bf1c42fc/ (geraadpleegd op 27.04.2021).
https://www.standaard.be/cnt/dmf20200505_04946017 (geraadpleegd op 27.04.2021).
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/02/03/mila-een-frans-meisje-van-16-ontketent-politieke-relover- islam/ (geraadpleegd op 27.04.2021).