GEWELDDADIGE TEKSTEN
2.1 Leesluik: Introductie
OPDRACHT. Lees de volgende twee passages. Beantwoord nadien de vragen op de volgende pagina.
exodus 17:8-16
[8] In Refidim werd Israël aangevallen door de Amalekieten.
[9] Toen zei Mozes tegen Jozua: ‘Kies een aantal mannen uit en trek met
hen tegen Amalek ten strijde. Ikzelf zal morgen op de top van de heuvel
gaan staan, met in mijn hand de staf van G-d.’
[10] Jozua deed wat Mozes hem had opgedragen en trok tegen Amalek
ten strijde, en Mozes ging naar de top van de heuvel samen met Aäron en
Chur.
[11] Zolang Mozes zijn arm opgeheven hield, was Israël de sterkste partij,
maar liet hij zijn arm zakken, dan was Amalek de sterkste.
[12] Toen Mozes’ armen zwaar werden, legden Aäron en Cur een steen bij
hem neer, zodat hij daarop kon gaan zitten. Zelf gingen ze aan weerszijden
van hem staan, om zijn armen te ondersteunen. Daardoor konden zijn
armen opgeheven blijven totdat de zon onderging.
[13] Zo versloeg Jozua het leger van Amalek tot de laatste man.
[14] De HEER zei tegen Mozes: ‘Leg deze overwinning in een oorkonde
vast, zodat niemand die ooit zal vergeten, en overtuig Jozua ervan dat ik
zal zorgen dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.’
[15] Toen bouwde Mozes een altaar, en hij noemde het ‘De HEER is mijn
banier’. Hij zei: ‘Omdat Amalek de hand heeft durven opheffen tegen
de troon van de HEER, zal de HEER strijd voeren tegen Amalek, in alle
komende generaties.’
Deuteronomium 25:17-19
17] Vergeet niet wat de Amalekieten u hebben aangedaan tijdens uw
tocht uit Egypte.
[18] Toen u uitgehongerd en uitgeput was hebben ze gewetenloos, zonder
enig ontzag voor G-d, de achterhoede overvallen, waar de zwaksten zich
bevonden.
[19] Vergeet het niet! En wanneer straks de HEER, uw G-d, u vrede heeft
gegeven in het land dat u als grondgebied van hem krijgt, door u te
verlossen van de vijanden die u omringen, zorg er dan voor dat niets op
aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.
Over welke gebeurtenis verhalen deze twee passages?
Wordt deze gebeurtenis op identiek gelijke wijze verteld, of is er een verschil in informatie tussen de twee passages?
Indien er een verschil in informatie is: waarin verschilt de Exoduspassage van de Deuteronomiumpassage?
Wat is de kern van deze passages?
Wie zal de herinnering aan Amalek bestrijden/uitroeien?
Wie of wat is Amalek volgens jou?2.2 Interpretatie van het Amalekverhaal
ex. 17:8-16
Deze passage kan je terugvinden in het midden van het Exodusboek, het tweede boek van de Thora. Het boek Exodus kunnen we verdelen in twee stukken: Ex. 1-18 en Ex. 19-40. Het eerste deel verhaalt over de tocht uit Egypte. Het tweede deel verhaalt over het Verbond bij de berg Sinaï. Amalek valt het Israëlische volk dus aan net voordat ze het Verbond sluiten met G-d op de berg Sinaï!
Het verhaal van de tocht uit Egypte is welbekend. Het volk van Israël is jarenlang slaaf geweest van het machtige Egypte, waar het recht van de sterkste heerst. Dan komt G-d, en Hij helpt het Joodse volk ontsnappen, onder meer met de tien plagen. Het volk van Israël krijgt in de woestijn echter honger en dorst, en stelt de beslissing om Egypte te verlaten in vraag. Ze stellen zelfs hun bevrijder, G-d, in vraag: “Is de HEERE nu in ons midden of niet?” (Ex. 17:7) Na deze zin komt de aanval van Amalek voor.
De plaatsnaam Refidim heeft een unieke betekenis. De plaatsnaam bestaat uit het werkwoord ‘rafah’ en het zelfstandig naamwoord ‘jadim’. ‘Rafah’ betekent slap/zwak worden. ‘Jadim’ betekent ‘handen’. Refidim wijst dus op: ‘het slap/zwak worden van de handen’. Dit betekent dat de moed ons kan ontvallen: de kracht kan uit onze handen wegvloeien.
Op het einde verklaart G-d de oorlog aan Amalek. G-d neemt hier dus zelf de verantwoordelijkheid! Het gaat bovendien niet om een eenmalige strijd, maar het zal plaats vinden van generatie op generatie.
deut. 25:17-19
Deze passage kan je terugvinden in het midden van het Deuteronomiumboek, het vijfde en laatste boek van de Thora. Het boek Deuteronomium kunnen we verdelen in drie stukken: Deut. 1-11, Deut. 12-26, en Deut. 27-34. Het eerste deel bestaat uit Mozes’ openingswoorden aan deze nieuwe generatie. Het tweede deel bestaat uit een verzameling van wetten over hoe het leven te structureren in het Beloofde Land. Het derde deel bestaat uit Mozes’ laatste woorden en zijn dood. De Amalek-passage komt dus op het einde van het tweede deel: de verzameling van wetten!
De Deuteronomiumpassage over Amalek geeft ons nieuwe informatie over
de veldslag:
1. Amalek viel aan terwijl het Joodse volk ‘onderweg’ was. Daarmee bedoelt
de Thora de bevrijdingsweg, die leidt van Egypte naar het Beloofde Land.
Het volk van Israël had nog geen thuis, leefde in onzekere tijden, en was
dus erg kwetsbaar en verzwakt.
2. Amalek viel aan ‘in de achterhoede’: de achterban van het volk, die
bestond uit de meest kwetsbaren en zwakken. De aanval van Amalek was
dus dubbel zo laf!
3. Er staat: ‘en hij vreesde God niet’. Vertalingen verwijzen hier vaak naar
Amalek. De zin betekent dan: Amalek vreesde God niet. Maar zo simpel is
het niet! Het Hebreeuws laat immers de optie open dat ook Israël JHWH
niet vreesde. Het zinnetje staat wat afgezonderd, en grammaticaal is het
mogelijk.
4. We lezen dat ook Israël een verantwoordelijkheid draagt. Het gaat om
een gebod of mitswa: een verplichting gegeven door God. Het is aan Israël
om de herinnering aan Amalek uit te wissen. Tegelijk mag de vreselijke
daad van Amalek, de lafhartige aanval, ook niet vergeten worden.
Samenvatting
1. Ex. 17:8-16 leert ons:
• G-d wist de herinnering aan Amalek uit
• G-d voert oorlog tegen Amalek van generatie op generatie
2. Deut. 25:17-19 leert ons:
• Nadruk dat het Joodse volk ‘onderweg’ was: de bevrijdingsweg
• Amalek viel Israël aan op hun zwakste punt
• Israël moet de herinnering aan Amalek uitwissen
• Het gaat om een mitswa: een gebod
OPDRACHT. Beantwoord op basis van de hierboven geven uitleg de volgende vragen.
Waar vinden de passages in hun boek plaats?
Wie moet de herinnering aan Amalek uitroeien?
Wie vreesde G-d niet?
Leg in je eigen woorden de betekenis van de plaatsnaam ‘Refidim’ uit.
De Deuteronomiumpassage staat: ‘en hij vreesde God niet’. Deze zin kan grammaticaal ook Israël aanduiden. Waarom zou Israël God niet vrezen? Wat zou dit kunnen betekenen?
De aanval van Amalek was een oorlogsaanval. Is de Amalek-mitswa een kwestie van zelfverdediging (om te overleven), of van wraak?
Lees deze zin opnieuw: “De HEERE zal strijg voeren tegen Amalek, in alle komende generatiesm!” (Ex. 17:16) Betekent ‘van generatie op generatie’ volgens jou dat de strijd voor eeuwig is, of denk je dat het gaat om een ‘aantal generaties’?
Denk je dat het gebod om de herinnering aan Amalek nog steeds van toepassing is?
Woordenlijst
In this glossary you will find more information and an explanation of certain concepts.
Amalek
De term ‘Amalek’ kan in het Hebreeuws zowel een persoon, Amalek, als een volk, de Amalekieten,
aanduiden. Deze module hanteert de beide betekenissen.
Genocide
De term ‘genocide’ betekent ‘volkerenmoord’. Een genocide is de bewuste, opzettelijke uitroeiing
van een bevolkingsgroep. Het internationale recht beschouwt deze daad als een misdaad.
Kanaän
Kanaän is volgens de Bijbel het land dat beloofd wordt aan het Jodenvolk. Dit gebied ligt tussen de
Middellandse Zee in het Westen en de Jordaanrivier in het Oosten. In dit gebied liggen nu Libanon,
Israël, een stuk van Syrië en van Jordanië.
Bibliografie
Ausloos, Hans. Geweld, God, Bijbel. Averbode: Uitgeverij Averbode, 2019.
Harris, J. Michael. “DCT/SMU and the Commandment to Wipe out Amalek.” In Divine Command
Ethics: Jewish and Christian perspective, 134-150. London: Taylor & Francis Group, 2004. Taylor
& Francis e-Library. https://www.routledge.com/Divine-Command-Ethics-Jewish-and-Christian-Perspectives/Harris/p/book/9781138869769
Nieuwe Bijbelvertaling NBV. “Deuteronomium 25: 17-19.” Eigen aanpassing. Toegang 1 mei, 2020.
https://bijbel.eo.nl/bijbel/deuteronomium/25
- “Exodus 17:8-16.” Toegang 2 mei, 2020. https://bijbel.eo.nl/bijbel/exodus/17
Rooze, Egbert. Amalek: over geweld in het Oude Testament. Kampen: Kok, 1997.
Sagi, Avi. “The Punishment of Amalek in Jewish Tradition: Coping with the Moral Problem.” The
Harvard Theological Review 87, no. 3 (1994): 323-46. Accessed April 1, 2020. www.jstor.org/stable/1509808