OMGAAN MET DIVERSITEIT

Het beeldfragment toont David en Sarah die over straat lopen. Ze hebben net een nieuw spel gekocht. De dag ervoor had Sarah boos over het bestaan van de antiracismebeweging. Als ze onderweg een antiracisme poster tegenkomen wordt ze boos en trekt deze van de muur. Uit het niets verschijnt er een mysterieuze figuur achter hen. Hij wijst hen naar een vreemde deur. Wanneer ze bij de deur zijn is de man opeens weer verdwenen. Op de deur staat een mysterieuze tekst: Opzoek naar antwoorden? Zij die door deze deur gaan worden verrast. Als ze door deze deur stappen leren ze een les over een man die werd overvallen door rovers.

1.2 Jezus en de man die werd overvallen door rovers: Inleiding

De maatschappij waarin we leven is complex. Ze bestaat uit veel verschillende onderdelen, zoals landen, families, sportclubs, politieke stromingen enzovoorts. Deze complexe wereld kent ook veel oneerlijkheid. Daardoor zijn veel mensen niet blij met hoe ze behandeld worden in deze wereld. Er zijn de afgelopen eeuw mensen en groepen geweest die voor gelijkheid en rechtvaardigheid in de samenleving hebben gestreden.

Een voorbeeld van deze strijd zijn de protesten die sinds het vorige decennium in de gehele wereld worden gevoerd tegen racisme en discriminatie. Een ander voorbeeld is de #metoo beweging die strijdt tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze protesten en bewegingen hebben gemeen dat ze vechten tegen ongelijke behandeling op basis van de niet-relevante verschillen tussen mensen. Deze verschillen, zoals huidskleur, geslacht en afkomst, zijn een onderdeel van wat mensen uniek en bijzonder maakt. Tegelijkertijd maken we als mensen vaak onderscheid tussen mensen op basis van deze verschillen. Dit gebeurde ook in de tijd van Jezus. Deze les gaat over het Bijbelverhaal van een man die werd overvallen door rovers. Jezus vertelt deze gelijkenis tijdens een gesprek met een geestelijke leider als reactie op de vraag: ‘Wie is mijn naaste?’.

Opdracht 1

Lees op de volgende pagina de tekst over de man die werd beroofd. Misschien ken je dit verhaal al. Schrijf daarna op wat jij denkt dat Jezus wil leren met dit verhaal.

Lukas 10: 25-37

Er kwam een wetgeleerde die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

Opdracht 2

Het begrip ‘naaste’ komt in de Bijbel meerder keren voor. Hoe zou jij dit begrip definiëren?

Opdracht 3

Kijk naar de afbeeldingen hieronder. Geef voor elke afbeelding twee woorden die goed de persoon op de afbeelding beschrijven. Of beschrijf in een paar woorden wat je in de situatie ziet.

1.3 De wereld van de Bijbel

De wereld waar Jezus in leefde was net als onze wereld zeer divers. Er waren veel landen, volkeren, steden met elke hun eigen gewoontes, talen en tradities. Ten tijde van Jezus waren er twee groepen die in het huidige Israël dicht naast elkaar leefden: de Joden en de Samaritanen. Tussen de twee groepen was doorheen de geschiedenis een spanning ontstaan.

Jood is een term die sinds de ballingschap (6e eeuw voor Christus) werd gebruikt om de bewoners van Judea en de gebieden eromheen te beschrijven. De term werd ook gebruik om religieus groep te beschrijven, die zichzelf als een voortzetting van het volk van God zagen. Jeruzalem was een belangrijke plek voor de joden, omdat daar de tempel stond.

De Samaritanen waren een volk die in het gebied van Samaria woonden. Zij zagen zichzelf ook als een voortzetting van het volk van God en op een aantal belangrijke vlakken verschilden van de Joden. Voor hen was echter niet Jeruzalem maar de berg Gerizim de belangrijkste plek van aanbidding. Daarnaast erkenden ze alleen de eerste vijf boeken van de joodse Bijbel (met aantal aanpassingen). Op het kaartje kun je zien waar Judea en Samaria lagen.

Naast deze twee groepen worden in het nieuwe testament mensen in nog vele andere bevolkingsgroepen ingedeeld. De meest bekende volkeren zijn de Romeinen en Grieken. Een ander veel voorkomende term is ‘heiden.’ Deze koepelterm werd door de Joden gebruikt om alle niet-joden te beschrijven.

Opdracht 4

Welke uitspraken zijn niet correct: a. Jezus was een Jood die 2000 jaar geleden leefde. b. Joden en Samaritanen konden goed met elkaar overweg. c. Joden en Samaritanen claimden beiden het volk van God te zijn. d. Heidenen is een term die verwijst naar de vijanden van de Joden. e. Jezus sprak alleen met mensen van zijn eigen volk.

1.4 De wereld van het verhaal

De Bijbel bevat meerdere boeken die het leven van Jezus beschrijven. Deze boeken noemen we de vier evangeliën : Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Elk evangelie geeft een getuigenis van het leven van Jezus en neemt daarin zijn eigen perspectief. In deze les gaan we kijken naar een gebeurtenis die in het Evangelie van Lukas beschreven staat.

Wist je dat ‘evangelie’ van het Griekse woord ‘euangelion’ komt? Dit betekent ‘goed nieuws’ en verwijst naar de goede boodschap die Jezus Christus bracht.

Om de gelijkenis van de man die werd overvallen door rovers beter te begrijpen moeten we ook weten waarom Jezus dit verhaal vertelde. In de voorafgaande verzen stelt een wetgeleerde een vraag aan Jezus. In de tekst staat dat deze wetgeleerde Jezus op de proef wilde stellen. Hij vraagt Jezus wat hij moet doen om eeuwig leven te krijgen. Deze vraag past goed in de joodse geloofsbeleving doordat de vraag benadrukt wat je moet doen, niet wat je moet weten of geloven. De wetgeleerde probeert met de vraag Jezus in nauwe schoenen te brengen. Met deze vraag hoopt de wetgeleerde dat Jezus een ‘verkeerd’ antwoord op de vraag zou geven en daarmee mogelijk de religieuze leiders zou schofferen.

Met ‘wetgeleerde’ werd in die tijd verwezen naar een persoon die onderwezen was in de joodse religieuze regels en wetten.

De joodse wet is een verzameling van regels die beschrijven hoe iemand moet leven samen met andere mensen en met God. Deze wet bestond in de klassieke telling uit 613 regels: 248 geboden en 365 verboden.

Opdracht 5

Wat doet Jezus nadat hij de vraag heeft gehoord? a. Jezus haalt een tekst uit het oude testament aan. b. Jezus stelt zelf een vraag aan de wetgeleerde. c. Jezus geeft een antwoord die niks met de vraag te maken heeft. d. Jezus reageert niet op de wetgeleerde. e. Jezus geeft een helder antwoord aan de wetgeleerde.

Opdracht 6

Wat moet de wetgeleerde doen om eeuwig leven te krijgen? a. God liefhebben, zijn naaste verhogen, zichzelf verlagen en Jezus volgen b. God liefhebben met zijn gehele hart, kracht en verstand zijn naaste als zichzelf c. God liefhebben met hele leven en alles wat hij heeft weggeven aan de armen. d. God liefhebben, alle mensen hetzelfde behandelen en God altijd trouw te zijn.

Afbeelding 1.5 Jezus en de wetsgeleerde Bron: Biblical illustrations door Jim Padgett

In plaats van antwoord op de vraag van de wetgeleerde te geven, laat Jezus hem zelf nadenken door hem een wedervraag te stellen. Hij moet zelf antwoord gaan geven op zijn eigen vraag op basis van de joodse wet. De wetgeleerde antwoordt door twee teksten te citeren. Hij citeert Deuteronomium 6 vers 5 waar staat: “Heb daarom de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten.” De man citeert ook Leviticus 19 vers 18: “Heb je naaste lief als jezelf.” De eerste tekst is onderdeel van het Shema Israel , een gebed dat de joden in die tijd twee keer per dag opzegden. De tweede tekst komt uit een Bijbelgedeelte dat gaat over hoe de Israëlieten met elkaar moet omgaan. Jezus bevestigt de juistheid van het antwoord dat de wetgeleerde gaf. Hij spoort de man aan om naar dit gebed te leven, want dan zal hij eeuwig leven krijgen. De wetgeleerde probeerde Jezus in een val te lokken, maar Jezus laat zich in dit verhaal niet voor de gek houden en trapt niet in de val. Integendeel, hij nodigt de wetgeleerde uit om zelf een antwoord op de vraag te formuleren.


Nadat Jezus de wetgeleerde duidelijk had gemaakt wat hij moest doen om eeuwig leven te krijgen, stelt de wetgeleerde een tweede vraag aan Jezus. Hij vraagt hem wie precies zijn naaste is. In de tekst staat dat hij zich graag wilde rechtvaardigen. Dit betekende dat de man probeerde zichzelf als een betere kenner en volger van de wet wilde neerzetten. Misschien hoopte hij dat Jezus hem opnieuw het antwoord zou laten geven. Maar Jezus antwoordt op de vraag met een gelijkenis.


Een gelijkenis is een kort verhaaltje waarin een les verborgen zit. Jezus gebruikte vaak gelijkenissen om een principe van het Koninkrijk van God te illustreren. Het is aan de luisteraar om de betekenis van de gelijkenis te ontdekken.


Opdracht 7

Er komen verschillende personages voor in de gelijkenis. Geef van de onderstaande personages aan wat hun rol in het verhaal is. Denk hierbij aan de rollen van held, vijand, slachtoffer en helper

Rovers

Overvallen man

Priester en Leviet

Samaritaan

Herbergier

Priesters werkten in de tempel in Jeruzalem. Zij brachten de offers en deden andere rituelen die centraal stonden in het jodendom van die tijd. Alle priester kwamen uit de Levieten, één van de twaalf stammen van Israël.

Om te begrijpen wat de gelijkenis betekent, moeten we het verhaal we het verhaal vanuit twee verschillende personages bekijken: vanuit de Samaritaan en vanuit de man die werd overvallen door rovers. Beide perspectieven helpen ons te begrijpen wat Jezus met de gelijkenis wilde zeggen.

De Samaritaan en de man die werd overvallen door rovers zijn vreemdelingen voor elkaar. Terwijl de Samaritaan onderweg was van Jeruzalem naar Jericho, trof hij langs de weg een gewonde man aan. Deze weg ligt in het gebied Judea, dus het gebied waar de Samaritanen niet wonen. De Samaritaan wist dus dat de gewonde hoogstwaarschijnlijk een jood was. Ondanks de politieke en religieuze spanningen tussen het Joodse en het Samaritaanse volk liet hij de man niet aan zijn lot over maar helpt hij hem. De Samaritaan stopt niet allen voor de man naast de weg, maar hij onderbreekt zijn eigen reis om de man naar een herberg te brengen. In de herberg blijft hij een dag bij hem en hij betaalt zelfs voor verdere verzorging van de man.

De man die werd overvallen door rovers, lag al langer gewond langs de weg. Hij werd tot twee keer toe gepasseerd door iemand van zijn eigen volk. Eerst liep een priester hem aan de andere kant van de weg voorbij en vervolgens deed een Leviet hetzelfde. Deze twee zeer gerespecteerde mensen uit zijn eigen volk lieten hem zomaar liggen. Waarschijnlijk dachten ze dat hij misschien dood was en wilden ze hem daarom niet aanraken. Dat zou hen immers onrein maken en ongeschikt voor het tempelwerk. Onverwachts komt iemand hem toch te hulp: een Samaritaan. Niet iemand die de wet ‘correct’ volgt helpt hem, maar iemand die niet eens tot zijn eigen volk behoort.

Afbeelding 1.6 Schilderij De barmhartige Samaritaan door Joost Cornelisz, 1614 Bron: Wikimedia Commons

Jezus stelt aan de wetgeleerde de vraag wie de naaste was voor de man die werd overvallen door rovers – een Jood. Hiermee zette hij de wetgeleerde flink aan het denken. Het was immers zo dat de tekst over naastenliefde, die de wetgeleerde zelf had aangehaald, in Jezus’ tijd altijd werd beperkt tot mede-Joden en andere volgers van de wet. Samaritanen vielen hier zeker niet onder. Jezus’ vraag leidt tot de radicale conclusie dat de man geen naaste vond in zijn volksgenoten, maar in de vreemdeling uit een veracht volk. Het leert omgekeerd ook hoe je een naaste kan zijn voor iemand die je veracht: door hulp te bieden in nood. In andere woorden, zo kan verachting plaats maken voor verrassing en respect.

Opdracht 8

Jezus zegt aan het einde tegen de wetgeleerde: ‘Doet u dan voortaan net zo.’ Wat moet de man precies doen van Jezus? Wat betekent deze les voor jou?

Opdracht 9

Ga terug naar opdracht 3. Kijk weer naar de plaatjes en geef je eerste reactie op de volgende vragen: 1. Wie van deze mensen heeft een groot huis? 2. Welke van deze mensen heeft rijke ouders? 3. Wie van deze mensen is gelukkig getrouwd? 4. Wie van deze mensen heeft zijn middelbare school niet afgemaakt? 5. Wie van deze mensen is ooit van school gestuurd? 6. Wie van deze mensen heeft geld gestolen van zijn baas? 7. Wie van deze mensen heeft in de gevangenis gezeten? 8. Wie van deze mensen zou een moord gepleegd kunnen hebben?

Natuurlijk kan je eigenlijk geen van de vragen in opdracht 9 beantwoorden. Het antwoord kan je immers niet afleiden van de foto’s. Als we dit wel proberen te doen, maken we onbewust onderscheid tussen mensen op basis van hun uiterlijk. Zo’n onderscheid maken we heel snel en meestal onbewust. Het verhaal van Jezus wil ons de vraag stellen welke gevolgen dot onderscheid heeft. De gelijkenis liet zien dat het onderscheid tussen Samaritanen en Joden niet betekende dat de Samaritaan geen hulp zou willen bieden. Jezus leert dat de verschillen die wij tussen mensen zien niet mag betekenen dat we enkel daarom op verschillende manieren met elkaar omgaan. Naastenliefde mag zich niet beperken tot mensen die tot je eigen groep behoren, maar moet zich ook uitstrekken tot mensen daarbuiten .

Opdracht 10

Ga terug naar je definitie van naaste (opdracht 2). Vergelijk jouw definitie met de les die Jezus gaf aan de wetgeleerde.

Click on the finish button to complete the course!

1.5 Woordenlijst

In deze woordenlijst vind je meer informatie en duiding bij bepaalde begrippen.

Evangelie
De geschriften van het Nieuwe Testament in de Bijbel beginnen met het vertellen van het leven van Jezus, over zijn woorden en daden. Het Nieuwe Testament vangt aan met de vier evangeliën: het evangelie volgens Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Deze evangeliën zijn geschreven vanuit het geloof en staan in dienst van het geloof in Jezus als de Messias. Zij brengen een getuigenis van het geloof in Jezus. De woorden en verhalen van Jezus worden in deze geschriften samengebundeld.
‘Evangelie’ is afgeleid van het Griekse woord ‘euangelion’ , letterlijk betekent dit ‘goed nieuws’. Het verwijst naar de goede boodschap die Jezus Christus bracht.

Gelijkenis
Een gelijkenis is een kort verhaaltje waarin een les verborgen zit. Jezus gebruikte vaak gelijkenissen om een principe van het Koninkrijk van God te illustreren. Het is aan de luisteraar om de betekenis van de gelijkenis te ontdekken.

Grieken
In de tijd van Jezus en de vroege kerk werd met ‘Griek’ de verwezen naar de inwoners van Griekenland. Griekenland in die tijd was onderdeel van het Romeinse Rijk. De cultuur van de Grieken heeft zich in de eeuwen voor de geboorte van Jezus verspreid over het gehele Midslands zee gebeid.

Heiden
“Heiden” was een koepelterm die door de Joden werd gebruikt om alle niet-joden te beschrijven.

Jeruzalem
In de tijd van Jezus was Jeruzalem de hoofdstad van Palestina. Jeruzalem had een tempel, en veel synagogen waar de joden naartoe kwamen om te bidden. Vandaag de dag is Jeruzalem nog steeds een belangrijke stad voor joden over heel de wereld.
Jeruzalem is ook een belangrijke stad voor christenen en moslims. In Jeruzalem werd Jezus veroordeeld, gekruisigd en begraven. Christenen geloven ook dat hij hier is verrezen. De apostelen begonnen de verhalen van Jezus eerst te vertellen in Jeruzalem. Volgens de Islamitische traditie is de Profeet Mohammed opgevaren naar de Hemel in Jeruzalem.

Joden
De Joden zijn een volk die geloven in één God en een tempel hadden in Jeruzalem. Tegenwoordig leven de Joden over de hele wereld.

Judea
Judea was ten tijde van de Jezus en zijn apostelen een streek ten zuiden van Samaria. In deze streek lag de stad Jeruzalem.

Romeinen
De Romeinen waren een volk dat oorspronkelijk leefde in Italië en dan voornamelijk in Rome. Later toen de Romeinen hun rijk uitbreide werd het ook een benaming voor personen een staatsburger van het Romeinse Rijk waren. Ten tijde van Jezus leven en van de apostelen waren de Romeinen de baas in het gebeid waar Jezus leefde.

Samaria
Samaria was in de eerste eeuw zowel een plek als een streek dat ten Noorden van Judea lag. Dit is de streek waar het volk de Samaritanen hun benaming van heeft gekregen.

Samaritaan
De Samaritanen waren een volk die in het gebied van Samaria woonden en in godsdienstig opzicht op een aantal vlakken erg verschilden van de Joden. De Joden beschouwden hen als onrein en hun eredienst te Sichem als onwettig.

Sh’ma Yisrael
De Shema Israel is een gebed dat twee keer per dag wordt gebeden door belijdende Joden en dient als middelpunt van de Joodse ochtend en avond gebedsdiensten. De tekst van het gebed komt uit Deuteronomium 6:4-9, 11:13-21 en Numeri 15:37-41.

Tempel van Jeruzalem
Toen Jezus leefde vormde de tempel van Jeruzalem het hart van het jodendom: alle vrome joden kwamen hier bidden en offeren. Enkel joden mochten de tempel betreden. Ook Jezus kwam hier regelmatig. De tempel was vroeger het belangrijkste gebouw van Jeruzalem.

Afbeelding 2.6 Bron: PxFuel

Bibliografie

1.3 De wereld van de Bijbel
Maiers, Brian. 2016. “Samaritans.” In The Lexham Bible Dictionary ed. John D. Barry e.a., Bellingham, WA: Lexham Press.
Orr, James. 1915. ‘’Jew, Jewess, Jewish.’’ In The International Standard Bible Encyclopaedia ed. James Orr e.a., 1675. Chicago: The Howard-Severance Company
Bronnen van de afbeeldingen:
2.3 Kaart van Palestina is een aangepast versie van

Afbeeldingen Opdracht 3 1.4 De wereld van het verhaal
Godsdienstonderwijs.be. ‘De barmhartige Samaritaan (Lc 10,25-37)’. Geraadpleegd 22 juni 2020. https://www.kuleuven.be/thomas/page/bijbelfiche-de-barmhartige-samaritaan/
Keener, Craig. 1993. The IVP Bible background commentary: New Testament. Downers Grove, IL: InterVarsity Press. Luke 10:29–30. 2.5 Biblical illustrations door Jim Padgett, met dank aan Sweet Publishing, Ft. Worth, TX, en Gospel Light, Ventura, CA. Auteursrecht 1984. Uitgegeven onder nieuwe licentie, CC-BY-SA 3.0
Snodgrass, Klyne. 2018. Stories with intent: a comprehensive guide to the parables of Jesus. Second edition. Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company, 338-362
Swann, John T. 2016. “Levites.” In The Lexham Bible Dictionary ed. John D. Barry e.a., Bellingham, WA: Lexham Press.
Swann, John T. 2016. “Priest.” In The Lexham Bible Dictionary ed. John D. Barry e.a., Bellingham, WA: Lexham Press.
Bronnen van de afbeeldingen:
2.5 Biblical illustrations door Jim Padgett, met dank aan Sweet Publishing, Ft. Worth, TX, en Gospel Light, Ventura, CA. Auteursrecht 1984. Uitgegeven onder nieuwe licentie, CC-BY-SA 3.0